Op Lissabon en Willemstad na heb ik dit jaar in al mijn vroegere woonplaatsen meegedaan aan een marathon. Vandaag is het de beurt aan de – vooralsnog eenmalige – marathon van de Ronde Venen. Vanuit Abcoude doet de route alle dorpskernen van deze gemeente aan: Baambrugge, Vinkeveen, Wilnis, Mijdrecht, De Hoef, Amstelhoek en Waverveen. Het heeft dagenlang geregend (daarover later meer), het is winderig en koud. Ik verwissel mijn korte broek en longsleeve vlak voor de start voor een lange tight en een ritstrui.
Het peloton draait warm op de eerste kilometers richting Baambrugge. Op een kwart volgt plotseling een onverhard pad in een weiland: ooit was dit een spoorbaan. Nu dienen de eerste drassige stukken zich aan. Per kilometer ren ik nu zo’n 5:30, wat voor mij trager is dan normaal. Daarna volgt mijn vroegere woonplaats Mijdrecht, waar een kleine menigte ons opwacht in de oude dorpskern. Halverwege passeer ik een voetbalveld in De Hoef, waar ik als tiener nog een balletje trapte. Nu staan twee dameselftallen zich op te warmen voor een wedstrijd. Een regenbuitje verder sla ik rechtsaf bij de Amstel, waar ik plots weer vol in de zon loop – met windkracht 6 tegen, dat wel.
We gaan richting Waverveen door een zompig weiland, nota bene langs een koeienstal. Ik beland tot mijn enkels in de modder en bedenk me dan pas dat ik vergeten ben schone schoenen mee te nemen. Natuurgebied Botshol (‘Botshel’) overtreft alles. Door de regenval van de afgelopen weken is het een modderpoel. Ik stop met rennen en ga lopen, al is ook dat een eufemisme voor glibberen. Deze grond heeft nul komma nul demping en mijn rug vangt het bij elke stap ternauwernood op. Ik heb dan 37 tot 39 kilometer in de benen.
‘Dit is een wandelmarathon’, bromt een medeloper.
‘Je moet met een buikschuiver het weiland uit, dat staat in de reglementen’, hou ik de moed erin.
Helaas trapt hij er niet in.
Door het wandelen raken mijn benen verzuurd. Daardoor valt het niet mee om na Botshol het tempo weer op te pakken. Vrijwel elke kilometer moet ik even wandelen voordat ik weer verder draaf. Dat sukkelt zo door tot 41 kilometer, als mijn schoonmoeder, vrouw en zoon me opwachten. Zonder veel te zeggen pak ik de kinderwagen en rol met mijn kleine vriend verder richting de eindstreep.
‘Ach wat leuk, een rollator’, grapt een omstander als ik bijna door de finish kom. Dat denk ik tenminste, maar dan blijkt het de start en finish van de tien kilometer te zijn. Ik moet dus nog een kleine kilometer, maar het applaus van de toeschouwers duwt me als het ware over de eindstreep. Het modderballet heeft me een dikke vier uur gekost.
Vivienne
Leuk geschreven
Kusjes van je grootste ven